Mijn tante H. was me er een.
Zij was de enige die me op volwassen leeftijd nog steeds “Claudiaatje” noemde. Ik kon het hebben. Ze kletste met iedereen. De juffrouw van de Hema, de ober in haar favoriete restaurant in oude stijl. Oom W. en zij hadden elkaar ontmoet via een contactadvertentie in de krant.
Hun eerste date vond plaats op een treinstation, hij schreef: ‘Ik draag een blauwe paraplu en een jas over mijn arm. Vindt u mij niets? Dan kunt u discreet het treinwachtershuis verlaten (zonder gezichtsverlies) en de volgende trein terugnemen’.
Ze bleven meer dan vijftig jaar bij elkaar. In de agenda die ik erfde van H. schreef ze verzen en gedachten over wat er zich in haar koppie afspeelde. Een dierbare erfenis om te delen!