Het haasje

Een hazenkerel roept heel luid: ‘Ik ga de wijde wereld in en trek erop uit'.

Tijdens zijn reis spitst hij zijn ranke oren, in de hoop antwoorden te horen. Rent hij van hot-naar-her, komt dichtbij huis, en en reist heel ver. Dan breekt de tijd aan van de eerste grijze haren, en kan hij minder goed staren. Op een dag begint het haas te dagen, na al die tientallen vragen. Land hij op een plek en denkt: word ik nu gek? Op deze plaats in het veld ben ik begonnen. En al zijn gedachten verstommen. Dan buldert hij het uit van de lach en roept: ‘ik ben weer terug bij af'. 'Nu ben ik toch echt het haasje' en dan dooft vredig zijn kaarsje.