Achter de wand

'Ik wil een hond.
Dan gaan we naar het park en rennen we samen.
Of ik koop een nieuwe fiets.
Roze.
Laat ik het licht in de avond aan.
Omdat ik daar zin in heb'. 

Het is donker en koud.

In mijn hoofd hoor ik mussen en soms een spreeuw. Ik weet dat ik hou van de ochtendzon op mijn huid. Net als gele bloemen in het duin. Het zand wat in mijn schoenen achterblijft deert me niet.

De tussenwand ruikt. Naar muf papier. Geluiden zijn verboden. Weggestopt in de achterkamer.
Mijn neus loopt een beetje. Twee jaar oorlog. ‘Ze vinden jullie', zegt de stem in mijn kop. Vorige week een razzia.

Het scheelde weinig.  ‘Laat me niet niezen.’

Ik mis. De kip van de buurman, het pleintje.
Mijn haar is zwart. Ik vier andere feesten.
Ik mis. Oma Fien. Waar ben je? Kom je bij ons eten?

Nu smaakt zelfs beschimmeld brood.

Een fictief verhaal over een meisje in de oorlog van 1940-1945