Rupsje genoeg
Rups plant zijn twintig poten stevig op de grond. De wind giert om hem heen. Dat kan rups niets deren.
'Eindelijk', zegt hij hardop tegen zichzelf. ' Sta ik stevig en laat mij niet omduwen.' De wind neemt wat af en rekt hij zijn groene lijf helemaal uit. Hij is zo lang, dat als hij in een rondje gaat staan zijn korte voorpoten precies zijn achterpoten aantikken. De zon begint langzaam te schijnen en de duizend trilhaartjes op zijn rug kruipen overeind. 'Mmm', zucht rups genietend van de warmte. Hij denkt, als iemand zegt, je bent wel heel druk, zoveel poten die zwaaien rups. Dan hoef je alleen maar stevig te gaan staan en ziet iedereen dat je precies goed bent zoals je nu bent'.