Friet

Het helwitte licht van de T-balk trekt mij aan als een baken. Samen met de motten in de zwarte nacht.  Ik stap binnen en de deurbel rinkelt.

De verkoper van de snackbar zet zijn bezem aan de kant. 'Zeg het maar'.
Ik blijf even stil. Afgeleid door een scheve neus, een onflatteuze broek en joekels van gehoorapparaten. Ik staar naar de vitrine en zie meerdere identieke slaatjes: een groen takje, wat grijs vlees in een bolletje, een precies afgesneden tomaat en een half ei. Daarnaast liggen stukken plastic fruit.
'Friet zonder', zeg ik. 'Beetje minder zout'.
'Das alles? 'Ja'. Gelukkig komt er snel een nieuwe klant binnen.
Ik wacht op een plastic stoel en staar naar een certificaat aan de gevlekte muur: 'Beste snackbar 1987'.

De jonge knul die net binnenkomt bestelt erop los. De verkoper drukt zich dicht tegen de toonbank aan en grijnst breed. Naarmate de bestelling groeit steeds breder.

Als alles in het vet ligt te smoren wordt het muisstil. Onze blikken ontwijken elkaar.
De stilte laat opnieuw ruimte voor een verkenningstocht. Onder mijn wimpers door gluur ik opnieuw naar de verkoper die zijn bezem weer oppakt. Ik zie dat zijn been sleept. Zijn T-shirt kruipt wat op en maakt een stuk hangend buikvet zichtbaar.

Er bekruipt mij een soort van medelijden. Je zal hier werken en dagelijks happen frituren in deze troosteloze omgeving.

'Dag', zegt de jongeman half in de deur terwijl hij de zaak verlaat. Aan zijn arm een flinke berg plastic.
Ik draai mijn blik weg van de verkoper en staar naar de lichten op de weg. Ze razen er voorbij.

Klaar! Klinkt het ineens direct naast mijn oor. Ik schrik me rot als ik in het gezicht van de verkoper kijk. Zo dichtbij dat ik zijn neushaar zie uitsteken. Jak. Hij kijkt me doordringend aan. Alsof hij mijn gedachten over hem kent.

Eenmaal buiten gloeien mijn wangen ongemakkelijk. En schaam ik mij ineens.
Nooit gedacht dat de aankoop van een friet mijn vooroordelen zo kenbaar maakt.